De douchecabine is beslagen, maar door de witte stoomlaag ziet Thirza het lichaam van haar zoon, de plekken op zijn huid die nu al donker verkleuren en waar over een jaar ruwe tapijtjes van haar zullen groeien.
‘Mam, what the fuck,’ roept hij. Hij slaat, op een manier die veel vrouwelijker aandoet dan hij zelf doorheeft, zijn handen voor zijn kruis en draait zich om richting de tegels. Nu ziet ze zijn witte billen, nog amper een kont te noemen. Als hij de billen van zijn vader krijgt, wat ze niet goed kan zien, zullen er putten in de zijkanten komen. Een teken van mannelijkheid dat ze aantrekkelijk vindt, twee kuiltjes waarmee ze een mannenlichaam op zich kan trekken, dieper in zich kan trekken.
Zonder gêne trekt Thirza haar onderbroek naar beneden, en gaat op de wc-pot zitten. ‘Stel je niet aan, Laurens.’ Ze ruikt de geur van ochtendurine. Het ruikt zwaar, ze heeft gisteren niet genoeg water gedronken. ‘Ik heb je vaker naakt gezien.’
Dat lichaam komt uit haar. De zachte babyhuid is strakgetrokken om zijn jukbeenderen, droog geworden tussen zijn wenkbrauwen, vet rond zijn neusvleugels. Zij heeft hem in gang gezet. Deze machine van een lichaam heeft zij aangedreven: als zij er niet was geweest, stond er nu niemand onder deze douche, of in elk geval geen jongen met haar ogen, niet de jongen die zijn kruis bedekt, niet de jongen die zich schaamt voor dat proces, voor die in werking gezette machine. Maar nu staat hij hier, haar zoon.
Roos Vlogman (1992) studeerde in 2015 af aan ArtEZ Creative Writing in Arnhem. Roos schrijft gedichten en korte verhalen en haar stukken zijn onder andere gepubliceerd in De Titaan, DeFusie en Tzum. Ze stond ze twee keer in de finale van Write Now! en droeg eerder voor op Stukafest, het Gedichtenbal, Mooie Woorden Festival en Zwarte Cross.
Reacties
Reageer