logo Slow Writing Lab

Platform voor jong schrijftalent

Wit, bruin, restkleuren - 25.12.2016

Ik heb een keer in de supermarkt een potje bonen uit de onderste laag van een toren getrokken. De potten vielen als waterballonnen op de grond kapot: een voor een, met grote spetterknallen. Overal lagen ogenbonen. De begeleider zei toen dat ik nog nooit zo iets doms had gedaan. Ik denk dat vandaag nog dommer was.

De andere bewoners was dit niet overkomen denk ik, er is een reden waarom ik eigenlijk niet in mijn eentje naar de glasbak mag. Dat weet ik wel. Tot nu toe ging ik altijd met papa als hij op bezoek was of soms met de afdelingshulp en dan mocht ik de flessen er zo hard mogelijk in te gooien, daar moest ik altijd van lachen. Maar de laatste keer was er een klein meisje voor ons. Ze kwam nauwelijks boven de glasbak uit, maar tilde haar flessen een voor een in het gat en liet ze rustig naar binnen glijden. Na afloop vouwde ze haar tasje netjes op en wandelde weer verder, zonder vader. Daar moest ik net aan denken en papa zei dat ik vandaag dan zelf een plastic tas mocht kiezen en zelf de sleutel van het haakje mocht halen. Ik heb gezegd dat ik dan ook in mijn eentje naar de glasbak wilde lopen.

      Het mocht eigenlijk niet. Toen heb ik het nog een keer gezegd en nog een keer, en als ik dan mijn telefoon zou meenemen kon het misschien. Papa heeft met de afdelingshulp overlegd en toen mocht het. Ik was er zo zenuwachtig van dat het fout is gegaan. Misschien omdat ik niet goed oplette. Ik wilde een fles naar binnensteken en ik duwde met mijn hand de rubberen flap opzij. Ik had in die hand nog mijn sleutels en toen liet ik de verkeerde hand los. De sleutelbos gleed de glasbak in.

      Zo kwam het dat ik daar zat, want van de schrik was ik helemaal vergeten hoe ik terug moest lopen. De eerste vijf minuten zocht ik nog naar een oplossing. Ik keek een paar keer de glasbak in, maar het was er te donker. Daarna stak ik mijn arm tot aan mijn schouder in het gat, maar ik voelde niets. Ik ging er even bij zitten, op het stoepje voor de basisschool. Het was een koud stoepje en mijn jas is maar dun, dus dacht ik hard na. Toen voelde ik mijn telefoon trillen. Het was papa, maar ik nam niet op.

      En toen, ik denk dat de lantaarnpalen nog geen vijf minuten aan waren, kwam er ineens iemand de straat in lopen. Het was een jongen, een stuk jonger dan ik, dat kan ik best aan iemand zien. Hij liep langzaam en had een capuchon. De jongen kwam dichterbij, ik oefende een zinnetje, want ik moest wel weten wat ik zou gaan zeggen. Ik drukte de plastic pinnetjes van mijn haarband wat strakker in mijn haar en ik zocht in mijn hoofd naar alle manieren om normaal te zijn. 

Ik stak mijn hand uit, toen hij heel dichtbij was.

      ‘Hallo meneer,’ zei ik en ik twijfelde meteen, je schudt bij vreemden toch altijd eerst elkaars hand? De ogen van de jongen gingen omhoog naar mijn gezicht. Hij zei hoi.

      ‘Hoi,’ en hij schudde mijn hand.

      ‘Hallo,’ zei ik. ‘Ik ben Elly.’

      ‘Tijn,’ zei de jongen alleen. Ik bleef stil en probeerde mijn geoefende zinnetje te zeggen. Dat lukte niet. De jongen hield zijn hoofd een beetje naar achter en hij kneep zijn wenkbrauwen omlaag.

      ‘Is er wat?’ vroeg hij langzaam. Ik kreeg heel hete wangen, ik wilde iets zeggen en toen schrok ik van mijn trillende telefoon.

      ‘Er is niks,’ zei ik en het getril ging door. De jongen hoorde het misschien, ik hield voor de zekerheid ook mijn hoofd naar achter en mijn wenkbrauwen omlaag. ‘Ik sta hier gewoon bij de glasbak.’

      ‘Tuurlijk,’ zei Tijn. ‘Dat kan.’ Hij wees naar mijn tas. ‘Is er iets met je tas?’

      ‘Nee,’ zei ik. ‘Nee, ik heb alleen mijn sleutels in de glasbak laten vallen.’

Mijn zinnetje over de sleutels in mijn ene hand en een fles in de andere en de opzij gehouden flap sloeg ik maar over. Mijn telefoon was stil nu.

      ‘Hm. Onhandig. Heb je nog reserve?’ vroeg Tijn en hij keek over mijn schouder naar de glasbak.  

      ‘Nee,’ zei ik. ‘Geen reserve. En er zit een hangertje aan, om de deur open te maken.’

Ik woon in een complex, maar dat zei ik niet.

      ‘Hm,’ zei Tijn . ‘Heb je al iemand gebeld, die je naar binnen kan laten?’

      ‘Naar binnen in de glasbak?’

      ‘Nee, in huis,’ zei hij. ‘Thuis, of je iemand hebt gebeld thuis.’

      ‘Nee,’ en ik schudde mijn hoofd. Ik dacht aan papa, die zich nu zorgen aan het maken was. Hij had misschien al de afdelingshulp gehaald. Dan stonden ze nu te zeggen dat dit eerste, maar ook de laatste keer was.

      ‘Moet ik met je mee naar huis lopen?’ zei Tijn.

      ‘Nee,’ zei ik.

We zaten op het stoepje. Tijn had hangende schouders, hij speelde met de touwtjes van zijn capuchon. Ik kon zijn ogen slecht zien. Ik vind ogen heel moeilijke dingen, want ik weet dat andere mensen daar van alles aan kunnen zien. Papa zegt dat mijn ogen dicht bij elkaar staan. Papa zegt dat hij me al begreep, zelfs toen ik nog maar net geboren was. Papa denkt dat ik niet snap wat hij bedoelt.

      ‘Het is koud zeg,’ zei Tijn. Hij praat anders. Bij iedereen die ik leer kennen vraag ik me af wie er dichter bij het gemiddelde zit, de ander of ik. Het is altijd de ander.

      ‘Het geeft niet als je wil gaan,’ zei ik. ‘Moet je niet naar huis?’

      ‘Ik moet niks,’ zei hij en hij haalde zijn telefoon uit zijn zak. ‘Ik ga naar huis als ik zin heb.’

      ‘Oke,’ zei ik. ‘Mooie telefoon.’

      ‘Dankje.’

      ‘Die van mij is heel oud, zonder internet en zonder kleurenscherm.’

      ‘Wil je geen nieuwe dan?’

      ‘Jawel. Maar dat is voor als ik ouder word. Papa zegt: iedereen die zo oud is als jij heeft deze.’

      ‘Ik niet,’ zei Tijn.

      ‘Nee,’ zei ik. Toen stond Tijn op, hij klikte het zaklampje van zijn mobiel aan. Hij liep naar de glasbak en ik schrok me rot: hij stak in één beweging zijn mobieltje in het gat van de restkleuren.

      ‘Kijk eens of je je sleutels kunt zien.’

Snel ging ik naar aan de andere kant. Ik keek naar binnen, als ik mijn hoofd draaide en helemaal naar links keek zag ik mijn sleutelbos, bovenop een berg glas. Ik hield mijn mond voor het gat.

      ‘Ja,’ zei ik door de glasbak heen.

      ‘Zie je dit?’ riep Tijn. Hij had een tak naar binnen gestoken, ik zag het uiteinde heen en weer gaan, dus ik zei van wel, maar ik zei ook dat de tak niet in de buurt kwam. Het licht ging uit.

      ‘Dat lukt dus niet,’ zei Tijn. ‘Misschien kan ik je toch beter thuis brengen. Ook al is dat niet leuk.’

Toen deed Tijn zijn capuchon af. Hij maakte het knoopje van zijn touwtje los en trok het helemaal naar buiten. Hij vroeg of ik mijn haarband eens wilde geven. Het is een half rondje, dat dankzij de pinnetjes aan de binnenkant heel makkelijk door mijn haar glijdt. Tijn knoopte zijn touwtje aan een van de uiteinden en hield de rubberen flappen opzij. Ik ging weer achter de glasbak zitten en kneep één oog dicht. Tijn knipte weer zijn lampje aan. Daar kwam de haarband naar beneden gezakt. Het ging langzaam. De haarband kwam tot helemaal beneden.

      ‘Nu moet je naar links,’ zei ik. ‘Nu iets meer naar rechts. En nu een stukje omhoog.’

Tijn vroeg ‘zo?’ en ‘deze kant?’ en zijn stem klonk hard door de hele glasbak. Toen gleed de haarband precies om het ringetje van mijn grootste sleutel en gilde ik heel hard.

      ‘Heb ik ‘m?’ riep Tijn en ik zei ja. Heel voorzichtig hees Tijn het touwtje omhoog. Mijn sleutelbos steeg op, zoals toen we in Amsterdam waren en er een bos fietsen uit het water werd getild. De sleutels kwamen dichterbij en dichterbij, en omdat mijn kijkgat schuin af liep, zag ik ze op het laatst niet meer. Ik stond op en keek naar Tijn, die heel geconcentreerd bezig was, totdat ik de sleutels hoorde vallen. Ze gleden van de haarband af en vielen misschien wel twee meter naar beneden.

We zaten weer op het muurtje en ik wachtte. Ergens reed een sirene.
      Mijn telefoon trilde en ik haalde ‘m voor het eerst uit mijn zak. ‘Papa’, stond er op het schermpje.

      ‘Ik denk niet dat ze eruit kunnen,’ zei ik.

      ‘Sorry,’ zei Tijn. ‘Ik heb mijn best gedaan.’

      ‘Ja,’ zei ik. ‘Ja, dat vind ik ook.’

Ik keek naar de trillende telefoon en toen heb ik Tijn gevraagd of hij met me mee naar huis wilde lopen. Tijn draaide zich naar me toe. Hij was misschien toch ouder dan ik of zijn gezicht was in ieder geval een stuk dunner. Ik ben opgestaan en hij deed het ook. Ik ben gaan lopen en hij liep mee. Bij de eerste kruising moest ik nog goed nadenken, maar Tijn wist de weg natuurlijk al helemaal niet en ik wist het dan natuurlijk ietsje meer. Ik was eerst niet helemaal zeker, maar het was toch de goede richting. Toen we bij de portier kwamen keek ik automatisch naar Tijn, maar hij was natuurlijk papa niet en zei niets. Toen heb ik zelf iets tegen de portier gezegd.

      ‘Ik zal even bellen, dan komt het hoofd van de afdeling je ophalen,’ zei hij.

      ‘Dat hoeft niet,’ zei ik. ‘Ik weet de weg zelf wel.’

Samen liepen we door de gangen. We liepen langs woonkamers met open deuren, langs televisies en keukens en normaal gesproken zou ik zwaaien naar alle ogen. Maar nu liep ik rustig. Ik knikte een paar keer en stak mijn hand op.

      Toen we bij de glazen deuren kwamen stond papa me op te wachten. Hij zei veel tegen mij, vooral dat ik niet meer in mijn eentje moest gaan en tegen Tijn zei hij:

      ‘Fijn dat je haar thuis hebt gebracht. Het is allemaal niet zo makkelijk voor haar.’

Daar lig ik nu over na te denken. Het was makkelijk om de weg te vinden en met de portier te praten, maar dat wist ik helemaal niet. De sleutels mis ik helemaal niet zo. Het is zelfs beter dat Tijn ze er niet uit kreeg. Want het is niet makkelijk om sleutels uit een glasbak te halen. Dat is het voor niemand.

Jelko Arts

foto Gaby Jongenelen Fotografie Foto: Gaby Jongenelen Fotografie

Jelko Arts (1991) voltooide in 2014 zijn opleiding Nederlands in Nijmegen. Hij is programmamaker bij literair festival Boek op de Bank. Hij schrijft en tekent. Werk van zijn hand verscheen eerder in Trouw, De Titaan en De Gelderlander. Hij droeg voor op festivals als de Zwarte Cross, Stukafest en het Mooie Woorden Festival en hij is onder agentschap bij Literair Productiehuis Wintertuin. 

 

Reacties

 
Geen reacties.
 

Reageer


U kunt de volgende html-tags gebruikem: <a><br><strong><em><blockquote><pre><code><ul><ol><li>


CAPTCHA Image
Reload Image