logo Slow Writing Lab

Platform voor jong schrijftalent

Tuinbroek - 22.11.2016

'God bestaat het meest als ik echt iets wil en dat niet kan.'

Op een bepaald moment in mijn jeugd wilde ik graag een gele tuinbroek. Die had ik bij de Karwei gezien, toen ik met Hans’ moeder en Hans zelf een nieuw kraantje voor de tuinslang van Hans’ vader ging halen. Hans en ik stonden de hele tijd bij de tuinbroeken en Hans legde me uit hoe zo’n broek je werk in de tuin kon verbeteren. Aan zijn moeder legde hij vervolgens uit dat Imkje Schuurman, het populairste meisje van de klas en wiens vader bij de plantsoendienst werkte, er ook één had. 

Omdat Hans zelf bijna jarig was, kocht zijn moeder er uiteindelijk één voor hem. Het was een hele mooie, met rode gespjes. Hans mocht hem meteen aan. Ik stond erbij. Op de parkeerplaats zei Hans nogmaals dat deze broek onmisbaar was voor het werk in de natuur. Ter illustratie sprong hij over een struikje. 

Tevreden liep ik die dag terug naar huis. Ik zou de tafel dekken, erover beginnen, uitleggen hoe nuttig een tuinbroek was voor de boomhut die ik zou gaan bouwen en als het nodig was er een beetje om huilen. 

Het mocht niet. Ze hadden pas de aanhanger verkocht en de prijs die ze ervoor hadden gekregen viel erg tegen, legde mijn moeder uit terwijl ze de gehaktballetjes draaide. Het waren er zes. Voor ieder twee.

We baden voor het eten. Tijdens het opscheppen bleef ik stil. 
‘Wat is er met haar?’, vroeg mijn vader. 
‘Ze wil graag een gele tuinbroek’, zei mijn moeder. ‘Maar dat mag niet.’ 
‘Van God wel’, zei ik. Verbaasd keken mijn ouders mijn kant op. 
‘Dat zei hij net’, legde ik uit. ‘Vlak voordat we amen zeiden. Hebben jullie dat niet gehoord?’          ‘Wat God met je bespreekt is privé’, antwoordde mijn vader. ‘En dat heb je vast niet goed verstaan. God zorgt namelijk niet voor iets onbelangrijks als een nieuwe broek.’ 
Mijn vader doopte een stukje aardappel in de jus. 
‘En van tuinbroeken heeft hij al helemaal geen kaas gegeten’, zei hij met volle mond. 
‘Maar hoe weet hij of ik het misschien niet nodig heb?’, vroeg ik. 
Ik dacht aan de laatste keren slagbal waar ik steeds pas als één na laatste gevraagd was. Ik slikte. ‘Hard nodig.’ 
‘Dat weet ik niet, daar heeft hij denk ik een handboek voor’, zei mijn vader. ‘Zoals de Sint een groot boek heeft om per kind geschikte cadeaus op te schrijven.’ 

Zwijgend poetste ik die avond mijn tanden. Toen kwam ik op een idee. In mijn pyjama liep ik naar beneden en begon in het telefoonboek te bladeren. 
‘Wat doe je?’, vroeg mijn vader die net de trap afkwam. 
‘Ik ga God bellen’, zei ik. ‘Dat kan niet’, zei mijn vader. ‘Die heeft een geheim nummer.’ 
Mijn vader pakte de telefoon en liep de trap weer op. Vanaf de overloop hoorde ik: ‘Je moet het op een andere manier proberen. Hij is in de lucht, in de hemel.’ 

Die nacht kon ik niet slapen. Ik bleef naar buiten kijken. In de tuin vlogen de blaadjes alle kanten op.

De dag erop waren we bij opa en oma. Ik zat met mijn neefje Piet te tekenen. Op mijn tekening stond ik, met God. Ik in de gele tuinbroek en God ernaast met zijn duimen omhoog. Piet zei dat hij dacht dat God niet bestond omdat niemand hem ooit had gezien. Ik zei dat dat onzin was. Iets kan onmogelijk niet bestaan als je het wel kan tekenen. 

Ik vond het jammer dat ik zondags altijd met Piet moest spelen. Hij deed vervelende dingen. Zo keek hij altijd onder het bidden. Ook deze avond gebeurde het weer, vlak voordat mijn opa het Onze Vader inzette. Ik probeerde er niet op te letten en dacht aan opa’s woorden. Opa had gebeden voor gezondheid en voor mensen uit zijn kerk, maar niet voor mij en ook niet voor een tuinbroek. Ik stond er alleen voor. 

Het was tijd om goed na te denken. ‘God is in de lucht, in de hemel’, had mijn vader gezegd. Ik besloot het serieus aan te pakken. 

Twee weken later was mijn boomhut af. Vanaf de plankjes bovenin de takken keek ik met mijn verrekijker over de weilanden. Vanaf hier zat ik nog dichter bij de hemel dan op zolder.

‘God’, begon ik, ‘even onder ons, maar die tuinbroek, dat moet toch eigenlijk wel lukken? Een hele aarde geschapen. In een week. Eén weekje maar. Te weinig tijd om een boomhut te bouwen of om topo te leren. Dan kan één zo’n broek er toch wel vanaf? Het liefst met van die rode gespjes.’ 
Ik keek naar het weiland dat voor me lag. Een koe liep er rustig te grazen. Alsof hij geen idee had wat er boven hem allemaal gebeurde. 

‘Drie mensen in de klas hebben er al een’, legde ik uit. ‘Zoals Imkje Schuurman, die sindsdien drie keer bij Hans heeft gespeeld en ook steeds als eerste wordt gevraagd bij het kringgesprek. Niet dat dat per se door die broek hoeft te komen, maar het kan toch alleen maar helpen.’ 
Ik luisterde naar de geluiden van spelende kinderen en pratende ouders achter ons huis. Ik vroeg me af of mijn toon goed was. 

‘Niet dat ik ergens over twijfel. Begrijp me niet verkeerd. U bent mijn favoriet. U staat ver boven de rest. U komt eerst, daarna pas mijn vader, dan een hele tijd niemand en dan misschien Hans.’ 
Ik dacht aan Hans die altijd zo lekker naar wasmiddel rook. 

‘Een gele tuinbroek met rode gespjes. Ik heb nog nooit iets zo graag gewild.’ Het was even stil. 
‘Maar goed.’ Ik probeerde wat hars van mijn vinger te halen met een stokje. 

‘Ik zou u er normaal niet mee lastig vallen, maar het is zo dat mijn ouders net hun aanhanger voor zo weinig maar hebben kunnen verkopen.’ 
Ik probeerde onoplettend nog wat met mijn verrekijker in de verte te kijken om God niet te pushen met mijn wens. 

‘Of anders niet die gele broek met de rode gespjes, maar zo’ n normale versie uit de kleine verpakking. Gewoon zo’n goedkope grijze. En dan wachten we tot de uitverkoop.’ 

Onder me kwaakte een eend. Misschien is dat hem wel, dacht ik. 

Het begon harder te waaien. 

Ik dacht na over het kringgesprek en God en over veel andere dingen. En stil bleef ik daar zitten tot het donker was en ik geen mensen meer hoorde. Ook niet als ik heel goed luisterde.   

Marjolein Visser

foto Gaby Jongenelen Fotografie Foto: Gaby Jongenelen Fotografie

Marjolein Visser (1989) studeerde af als cultureel antropoloog en klinisch psycholoog. Ze schreef columns en verhaaltjes voor o.a. Dutch Media en Radio 4. Ze won onder meer Lebowski’s Writing for Success, de VPRO Bagegedrager 2015 en twee keer zat ze in de landelijke finale van schrijfwedstrijd Write Now!. In november 2014 verscheen bij Literair Productiehuis Wintertuin haar chapbook De Kleine Hol Club.

Reacties

 
Geen reacties.
 

Reageer


U kunt de volgende html-tags gebruikem: <a><br><strong><em><blockquote><pre><code><ul><ol><li>


CAPTCHA Image
Reload Image