logo Slow Writing Lab

Platform voor jong schrijftalent

X, Y, Z - 01.11.2016

Aan woordfossielen en taalrestanten kun je zien dat we in die tijd spraken met woorden als vlaarstovers, allesbochten, kaasstelsels en huidrasters. We voerden gesprekken over ratelterreinen, schetsvissen, diepzweemroeren en alle woorden van krijtvlaag t/m pijnvloer. Het spreken en schrijven gebeurde met zó'n nauwkeurigheid dat taal feilloos beschouwd kon worden als één van de exacte vakken. Schrijven was een niet te betwisten aangelegenheid, het was als meten, wegen of berekenen; álles kon verwoord worden. Beeld werd slechts gemaakt om oningevulde woorden van een betekenis te kunnen voorzien. De veld- en maanmanden zijn daar een voorbeeld van. Of fluordicto. Tot mijn achtste heb ik rakelings langs dat woord heen geleefd. Daar kwam ik pas recentelijk achter toen ik terug keek in het register. Vaders en moeders dienden een woordregister bij te houden en daarin te noteren waar en wanneer het kind woorden voor het eerst uitsprak. Galactische kantelingen sprak ik bijvoorbeeld uit in de namiddag van 1 december, op de kruising van de Beekstraat en Rivierenlaan. Een dag later, op nagenoeg hetzelfde tijdstip, gebruikte ik voor het eerst de woorden droom- en luisterschappen. Ik zat toen bij mijn vader op schoot. Met behulp van een complex overzicht, op te vragen bij het gemeentehuis, een vlechtwerk haast van rasters, lijnen, woorden en kleuren, kon ik herleiden waar ik Fluordicto telkens misliep. Een lijn van rode viltstift, die zich slingerend over de plattegrond bewoog, liet zien dat als ik die ene dag in bakkerij iets langer had getwijfeld, een andere dag mijn trein had gemist of op het perron slechts twee meter verderop had gestaan ik het woord op had kunnen vangen: Fluordicto. Liep je op schema, dan had je rond je 12e leeftijd de complete woordenschat die ons land op dat moment rijk was tot je beschikking. Automatisch deed de gemeente je dan een lidmaatschap cadeau op Het Nieuwste Woord, die in een envelop op de deurmat viel wanneer het zover was.

Het was echter op 41 april om half 16, tegen ieders verwachting in, dat het laatste nieuwe woord op de deurmat viel; vanaf dat moment bestonden álle woorden. De woorden hadden tot dan toe zo rijkelijk en met zo'n vanzelfsprekenheid gevloeid dat niemand er ook maar aan had gedacht dat deze stroom ooit kon stoppen. Het einde van de taal veroorzaakte een merkwaardige hoofdpijn of eerder een dof gevoel of, bij wijze van vis, je zou het een combinatie kunnen noemen van drietonig zwart en gekleinde contrakousen maar dat ook verwoordde het niet goed. De rand van de taal vormde geen dampaardig vlak, was niet geel, niet klazerig noch zacht. De rand was niet verticaal, gaf geen aaneengesloten maar ook geen verbrokkelde indruk. Het kon eigenlijk amper rand genoemd worden want ook dat was het niet. De taal hield er op, dat stond vast, maar het ongelukkige was dat juist nu het einde van de taal zich voordeed, nu we het andere uiteinde van het systeem eindelijk voor ons hadden, we alle woorden al hadden verbruikt waardoor we het eindpunt zélf niet meer konden benoemen. We wisten niet eens zeker of we wel over hetzelfde spraken.

Ik weet nog goed dat iemand met het idee kwam om één woord van zijn oorspronkelijke betekenis te ontdoen zodat we dat lege woord konden vullen met ons onbestemde gevoel. De meningen waren daarover nogal verdeeld want welke betekenis wilden we opofferen? Het gekke was dat alle woorden ons, nu de taal haar limiet had bereikt, alleen maar dierbaarder werden. Juist de onbenulligstige betekenissen en bedoelingen die het woordoverschot had aangewakkerd, werden plots de mooiste souveniers. De bíjna vergeten woorden werden opgepoetst, juist vanwege die melancholie, waardoor zowel de allervroegste als de net ontstane woorden weer evenveel glommen.

Maar dan: de intieme sfeer van het avondeten. We wiegen met zijn vijven heen en weer op het ritme van het alfabet. Mijn broer was zojuist nog in snikken uitgebarsten omdat hij zich, volledig doordrongen van de beperkingen van de taal, ongoochelt voelde, bedrogen. Zoals altijd bleef mijn moeder dan optimistisch en herinnerde ons aan de 26 letters die zich tot zoveel moois lieten combineren. Wiegend op XYZ viel het antwoord me plots in. De oplossing lag voor de hand. Het alfabet moest een extra letter krijgen, de 27ste in de reeks. De letter moest eruitzien alsof hij er altijd al was. Een letter die de X en de Y zou overtreffen, één die de deuren van de Z wijd open zou zetten. Iets tussen de Nederlandse A en de grafische steno in. Een letter die vol in de mond ligt, rond, maar niet zo rond als een O en harder dan een K, bonkig met iets breekbaars, als het ware net uit de Nederlandse klei getrokken, zó diepzwart moet hij zijn. Een letter in mineur maar met een frisse ondertoon die vraagt om een door de zon beschenen en door de zee bespatte uitspraak.  Een warm sissende letter dan, maar geen O dus en ook geen S. Iets met Vis! of Vos! Wild! Krom! Of toch: Soes!

 

Lotte Landman

foto Vera Cornel Foto: Vera Cornel

Lotte Landman (1990) studeerde aan Design Academy Eindhoven en vervolgde haar opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie waar zij in 2015 afstudeerde in de richting Beeld & Taal. Ze schreef o.a. teksten voor Tijdschrift Terras, De Gids en Frascati Theater. Haar werkveld strekt zich uit van tekeningen, essays en objecten tot wandelingen, een gesprek, korte verhalen of een muziekstuk. Momenteel vraagt ze zich af waar het één eindigt en het ander begint. Waar eindigt bijvoorbeeld het woord Circus en begint het woord Landbouw?

Reacties

 
Geen reacties.
 

Reageer


U kunt de volgende html-tags gebruikem: <a><br><strong><em><blockquote><pre><code><ul><ol><li>


CAPTCHA Image
Reload Image